header4

 

Lille in herinnering door Chel Driesen

Hoe verging het mij in mijn jeugd?

driesen theodoor en verduyckt maria 9.4 jg 1998 nr 3

Louis Driesen, oudste zoon van het gezin Door Driesen-Verduyckt Maria, werd geboren te Hamont op 24 oktober 1924. Hij schrijft hier zijn herinneringen neer.

Op foto het gezin Driesen-Verduyckt in 1974 met de gouden bruiloft. 

1ste rij vlnr: 1. André Driesen 2.Door Driesen 3. Maria Verduyckt 4. Louis Driesen 5. Chel Driesen

2de rij vlnr: 6. Thoke Driesen 7. Tina Driesen 8. Rosa Driesen 9. Jeanne Driesen 10. Maria Driesen 11. Jet Driesen

 

"Rode IJslanders"

In mijn prille jeugd hadden wij thuis ook al kippen. Zo van die grote bruine. "Rode IJslanders" was het merk. Pa had op zekere dag gemerkt dat de jonge haan die daarbij liep, niet zo'n doetje was. En hij amuseerde zich vele uren om het beest ervan te overtuigen dat hij voor niks of niemand bang hoefde te zijn. Zijn assertiviteit was door pa zodanig getraind dat die nauwelijks grenzen kende. Onze kippen waren toen "scharrelkippen". Ze liepen dus vrij rond en wij konden bijna niet buiten komen of we kregen met die haan te doen. In het bijzonder kleine kinderen of iemand met rokken aan waren zijn uitverkoren doelwitten. Soms liep hij achter in de wei, maar als hij er net "zin in had" als er iemand buiten kwam, kwam hij op hoge poten aangesneld. Zonder stok geraakten wij nooit ongeschonden uit zulk een ontmoetingsritueel. Eigenaardig was wel dat onze pa zelf er geen hinder van scheen te ondervinden. Onze klachten over dat "levensgevaarlijke beest" werden dan ook steevast geminimaliseerd of achteloos weggewuifd.

Bij onze buren, de familie Jansen, hadden ze ook kippen en een haan. Die werden van de onze gescheiden door een beukenhaag met nog kippengaas ernaast. Zulks maakte dat de beide hanen elkaar wel konden zien. Ze kenden elkaar dus en ze waren er, zo te zien, op gebrand om elkaars krachten te meten. En ja hoor! Op zekere dag had onze buurhaan dan toch een openingetje gevonden in de haag. Hij zou eens komen tonen wie er de baas was!

Die opening was er vreemd genoeg daags tevoren nog niet, maar ik heb een vermoeden omtrent de identiteit van de dader. Amper tien minuten later vertoefde de haan van de buren in de eeuwige jachtvelden. De onze droeg ook wel sporen van het incident, maar dat scheen hem nauwelijks te deren. En wij waren toen eerlijk gezegd ook wel een beetje fier op onze kampioen!

Mijn grootvader, langs moederszijde, was enige tijd later eens op bezoek en wou zelf wel eens proefondervindelijk vaststellen hoe pittig die fameuze haan dan wel was. Met zijn "klak" in de hand poogde hij molenwiekend het monster van zich af te houden, maar dat volstond bij lange na niet! Ons moeke kwam haar gillende vader ter hulp met een stok en mepte onze kampioen pardoes buiten westen. Wij dachten allemaal dat hij dood was, maar dat dachten we niet lang. En die haan kwam weer...

En op een dag gaat zo'n overmoedig beest echter te ver. Hij viel op een keer op straat het kleine keffertje van de kapelaan aan, die toevallig voorbij fietste. Eer wij konden interveniëren, was de gewijde vierpoter al danig toegetakeld.   Dat was Cantecleers laatste heldendaad. Hij had er zijn doodvonnis mee getekend. De volgende middag hadden we haan in de pot.

Later hebben we nog wel ooit agressieve hanen gehad, maar geen echte kampioen meer. En ik weet ook niet zeker of onze pa daar nog zijn hand in had.

Fierljeppen

Op zekere dag zou onze pa ons tonen hoe je het snelst over een beek kon geraken, zonder een omweg over een brug te moeten maken. Hij nam een lange stok, een soort boonstaak, nam in de wei een aanloop, plantte de stok midden in de beek en hopla, hij was aan de overkant. Omdat hij instinctief aanvoelde dat fysische nabijheid van een leerling de beste methodiek is, wou hij terugkomen om ons verder in de kunst van het fierljeppen te onderrichten.

Waarschijnlijk plantte hij bij de retourvlucht de stok wat te geestdriftig midden in de beek, want het ding zat zo vast dat het niet meer bewoog en pa dook onsierlijk in de beek. En het is erg als je graag zou willen lachen en niet durft.

De ezel van "Het Meulken"

Watermolen 1 oude prentkaarten jg 1992 nr 1Op de watermolen woonde de familie Vos, die later naar Lommel verhuisde. Ze hadden een knecht en een ezel, maar dan wel een muilezel. Beiden hoorden bij elkaar: de knecht diende met de muilezel het gemalen graan naar de boeren en meel naar de bakkers en winkeliers te voeren.

Als ze van hun ronde terugkwamen, was de ezel altijd nuchter, maar de knecht zat meestal poepeloere zat op de kar te slapen. De ezel kende de weg naar huis terug blindelings.

Het is voorgekomen dat de ezel, met de slapende knecht op de kar, vlak voor een trein het spoor overstak. Het fluiten van de machinist had geen enkele zin.

 

Op zekere dag kwam dat stel ook weer terug naar huis. Maar in de Molenstraat juist tegenover het huis waar Eric Eerdekens nu woont, had de ezel er plots genoeg van. De knecht werd wakker door het lange stilstaan, klom uit zijn "wagon-lit" en probeerde vruchteloos weer vaart te krijgen in het ezelgeval. Maar een muilezel kan koppig zijn. Na het krachtdadig inroepen van de hulp van God en al zijne heiligen, schoten Zjang van Willem Lem, Koob Vlassak en Zjang van Deurken ter hulp, en later ook onze pa.

Men probeerde werkelijk alles, van vriendelijke aansporingen, over eten tot "lange haver" (slagen). Het beest verzette geen poot. Ten langen laatste zei pa: "Wedden dat ik hem in gang krijg als ik mijn goesting mag doen?". Dàt wilden ze allemaal wel eens zien. Pa haalde thuis een bussel stro en schikte dat oordeelkundig rond de ezel zijn poten. De benevelde knecht werd op de kar geholpen, hij hield een lucifer aan het stro en de koppigaard was vertrokken!

Ze gingen eens op bedevaart naar Erpekom

Men ging in die tijd regelmatig op bedevaart naar Erpekom. (Het kerkje is nu één van de trekpleisters van het Openluchtmuseum Bokrijk.) Op een zondag zouden Koob Vlassak, Zjang van Deurken en onze pa dat ook maar eens doen. Ze zouden daar naar de mis van 7 u. gaan. Per fiets natuurlijk.

Ons moeke had pa vóór zijn vertrek nog de "wacht aangezegd" op tijd terug te zijn, zodat zij naar de mis van 10 u. zou kunnen. Zij kon de "jung" immers niet alleen laten.

Om een lang verhaal kort te maken: om één uur waren ze nog niet te zien. Even later kwam Koob thuis vrolijk langsgefietst. Onze moeke, heel nieuwsgierig natuurlijk, kwam te weten dat Koob al van 11 u. thuis was, en dat hij een "plezant gezelschap" had achtergelaten in Grote Brogel.

Wat er gebeurd was? Zjang van Deurken en pa hadden afgesproken dat ze Koob eens zat zouden maken. Maar Koob was veel meer gewend dan zij en niet hij, maar zijzelf werden teut! Zo in de olie waren ze, dat ze meer naast hun fiets liepen (?) dan dat ze erop zaten.

Vermoedelijk hebben ze onderweg opnieuw dorst gekregen, want toen ze in de late namiddag thuis aankwamen, was ons moeke zo kwaad, dat ze hun toebeet dat ze nog wel een paar uur terug konden gaan. En dat deden ze dan ook.

Met de fiets in het kanaal

kanaal oude prentkaarten2001

Pa kwam 's avonds van het poederfabriek in Kaulille met de fiets over het jaagpad. Het kanaal was toen nog niet verbreed en naast het jaagpad stond een rij hoge bomen. Het was pikkedonker en als fietslicht gebruikte men toen een carbuurlamp, waarmee men amper een meter ver zien kon. Nu had een snuggere schipper daar ergens aangemeerd en de meertouwen vóór en achter elk aan één boom vastgemaakt, dwars over het jaagpad. De touwen liepen dus schuin van de boom naar het schip, maar door de drift van het schip stond het gespannen, verschillende centimeters boven de grond. In het donker, met het voorwiel daartegen: een ideale glijbaan recht het kanaal in. Gelukkig stond er nogal wat riet aan de kant. Ik kan u verzekeren dat in het daarop volgend gesprek met de schipper geen al te kuise taal gebruikt werd.

 

 

 

Veulens en paarden

Pa handelde in veulens. Die werden bij diverse paardenfokkers aangekocht, maar hij had toch wel zo zijn vaste handelspartners. Meermaals werd een veulen gekocht in Lummen. Dat werd dan te voet tot Helchteren gebracht, waar pa het overnam. Ik mocht die dag dan uit school blijven en moest mee, achter op de fiets, tot Helchteren. Op weg naar huis leidde pa het veulen en ik ging te voet achterop, fiets aan de hand, om het veulen "op te stouwen".

Maar dat beestje kwam al te poot van Lummen, werd natuurlijk vreselijk moe en wilde op het laatst bijna niet meer vooruit. Voor mij was dat een vreselijk karwei.

In het begin van zijn carrière in de paardencommerce kende onze pa niet zoveel van paarden. Daarom vroeg hij gewoonlijk paardenkenner Driek Philippe mee. (Driek was de vader van Janneke Philippe, de schoonvader van Zjang van nonke Toon). Hij betaalde Driek dan telkens een vergoeding. Maar het gebeurde meermaals dat de verkoper Driek ook iets toestak. Driek was daar gevoelig voor en als de fooi groot genoeg was, had de verkoper natuurlijk geen enkel slecht paard. Dat vervalste vanzelfsprekend de commerce, en pa had het redelijk vlug door, maar hij kon Driek moeilijk laten vallen, want die bracht hemzelf ook kopers aan.

Na een tijdje voelde hij zich echter wel sterk genoeg om, als het nodig was, tegen het advies van Driek in te gaan.

Voor dierenarts Oversteyns had onze pa, hoewel hij er vaak flink mee discussieerde, veel respect. Toch heeft zijn vertrouwen ooit een flinke knauw gekregen. Toen een veulen eens iets mankeerde, werd Oversteyns erbij gehaald. Die liet het buiten wat rondstappen en gaf het toen een spuit. Het dier viel morsdood, alsof het een kogel door de hersens kreeg, met de spuit nog in zijn nek. Ongelooflijk, zo rap als die veearts weg was! Maar een kwartier later stopte zijn auto weer voor de deur. Hij griste het doosje waarin de spuit gezeten had van de tafel, en weer weg was hij!

De jachthond

We hadden ooit eens een jachthond, een cocker, met van die lange oren tot bijna op de grond. Pa was inmiddels bedreven in het opleren van veulens, en hij dacht dat het bij een hond ook wel zou lukken.

Maar, zoals bij mensen, zijn er bij honden waarschijnlijk ook intelligente en minder intelligente. De onze behoorde waarschijnlijk tot de laatste soort. Wat zeg ik? Hij was waarschijnlijk de domste van de aartsdommen. Daar kwam dan nog bij dat hij slecht hoorde, vermoedelijk door zijn lange oren, want als je erop floot, liep hij steevast de verkeerde kant op.

Toen pa de tijd rijp vond om hem het "apporteren" bij te brengen, heeft hij het kreng, na vele uren geduldig pedagogisch werk, zodanig uitgekafferd en door mekaar geschud, dat het beest drie dagen niet meer thuis durfde komen. Hij zat dan zo'n honderd meter van huis, op de hoek van de Molenstraat, naar onze woning te kijken, en van zodra hij er iets zag bewegen, was hij weg. Waarschijnlijk van de grote honger is hij uiteindelijk dan toch teruggekeerd naar zijn heimat.

driesen door 58.125De geschiedenis met het schaap

Zjang Vlassak had een ram. Wij hadden een tochtige ooi. En wat is er romantischer dan het liefdesspel? Onze ooi wou en moest dus naar de bok. Maar na het plegen van de daad moest ze ook weer teruggehaald. Zjang was wel op zijn kop gevallen als wij dachten dat hij zijn wei liet afgrazen door ons schaap. Want seks of geen seks, die beesten blijven honger hebben. Ik werd gestuurd om de repatriëring uit te voeren. Maar toen ik de ooi naderde, kreeg ik voor ik het goed besefte een kolossale stomp in mijn achterste van de ram, die zich duidelijk voorgenomen had zich dit lekker stuk niet zonder slag of stoot te laten ontfutselen. En ik kreeg de ene stoot na de andere, tot hij vierklauwens uit de wei kon ontsnappen.Toen ik thuis, nog nahijgend van het avontuur, onze pa op de hoogte bracht, is die, mopperend over zoveel onkunde, zelf naar de plaats van het onheil getrokken om orde op zaken te stellen. Ik volgde hem stiekem. In de wei hebben zich toen heroïsche taferelen afgespeeld. Door heeft er spontaan de ene elegante karpersprong na de andere uitgevoerd. En hoe het schaap uiteindelijk thuis geraakt is, weet ik niet, maar onze pa is die dag alléén thuisgekomen. En weet je wat nog pijnlijker is dan lachen als je niet mag? Niet eens tegen iemand durven vertellen dat je getuige geweest bent van een scène die alle sketches van Laurel en Hardy samen tartte!

 

Het oogsten

Bij het graan maaien, het was snikheet, vond plots een paniekerige veldmuis haar weg in zijn broekspijp. Ze klom langs zijn been naar boven en geraakte klem aan het bretellenkruis. Pa zwierde zijn zeis weg, uitte enkele krachttermen en probeerde op zijn rug die muis te pakken. Maar het beestje zat juist op een plek waar hij niet aankon. Hij riep ons moeke die juist in de buurt was, en die klopte de muis op zijn rug dood. Er waren in de buurt nog mensen aan het werk en die waren er door het tumult getuige van dat "Marie Door aan het afrossen was op het veld".

Het graan, eenmaal gemaaid en ingeschuurd, moest ook gedorst worden. Dat gebeurde ’s winters ’s avonds. Ons moeke, onze pa en soms een werkmakker van de fabriek, waren de dorsers. Toen ik twaalf jaar was werd voor mij een lichtere vlegel gemaakt en ik kon mee de dans in. Wanneer zo’n "bed" gedorsen was en een ander "bed" werd aangelegd kon ik tussen door de woonkamer in om mijn huiswerk voor de school te maken. Elektriciteit hadden we toen nog niet en alle werk ’s avonds, zowel in huis als op stal en schuur, gebeurde bij het licht van een petroleumlantaarn. Hoe dat er toen niet meer huizen zijn afgebrand is mij nog steeds een raadsel.

Later, werd er niet meer met de vlegel gedorst, maar met een loondorser. Die kwam dan met een groot dorsmachine, aangedreven met een elektrische motor, en die dorstte onze ganse oogst op anderhalve dag. Tijdens zo een karwei ben ik eens van de schelft gevallen, ongeveer van 4 meter hoog. We hadden juist buiten een mijt koren gedorst, en toen de dorsmolen in de schuur was opgesteld ging men in de keuken een tas koffie drinken. Pa gebood mij om ondertussen wat hooi voor het paard van de schelft te halen omdat we daar later, bij het dorsen, niet meer bij konden. In de schuur was een ladder loodrecht tegen de "tas" gebonden tot boven in de nok van het dak. Ik stond op zo ongeveer 4 meter hoog met onder mijn rechter arm de bussel hooi en zette mijn linker voet op een sport van die ladder. Toen ik mijn linkerhand uitstak naar de ladder, greep ik mis en pardoes ging het naar beneden.

Ik voelde nog dat ik met mijn schoenen tegen de dorsmolen sloeg en toen was ik buiten westen. Als ik terug bijkwam dacht ik dat ik blind was. Ik zag niets meer buiten een rode schijn. Ik had namelijk een gekloven wenkbrauw en het bloed was in mijn ogen gelopen. Al tastend geraakte ik zo in de keuken en daar verschrokken ze wel even, heel mijn gezicht en mijn handen vol bloed. Nadat ik was gewassen viel alles nogal mee. Ik had alleen die gekloven wenkbrauw. Vermoedelijk heeft het dorsmachine en dat pak hooi, dat ik nog vasthad, mijn val gebroken.

De Lourdesreis

Op het einde van de jaren vijftig zijn onze pa en ons moeke met de bus op bedevaart geweest naar Lourdes. Op de terugreis zouden ze overnachten in Lisieux. Ze kwamen daar in de late namiddag aan, kregen er eten in het hotel en gingen dan in groep naar de kathedraal om er een dienst bij te wonen. Onze pa was het daar, na al die hemelstormerij in Lourdes, al vlug moe en "bolde het af". Ons moe hem natuurlijk achterna en samen trokken ze de stad in. Ze kenden noch de naam van hun hotel, noch het adres en konden geen Frans. Tot ongeveer 1 uur 's nachts hebben ze daar rondgedoold, toen ons moeke louter toevallig het hotel herkende. 's Anderendaags hoorden ze in de bus vertellen: "Er zijn er gisterenavond een koppel lang op zwier geweest!". Ze hebben allebei gezwegen als vermoord.

De negentiende eeuw?!

Op een bruiloft – ik weet niet meer van wie – ontstond er een hoog oplopende discussie over de vraag in welke eeuw we leefden. Dra waren de bruiloftsgasten in twee kampen verdeeld. Zowel onze pa als mijn peter, "nonkel Zjang" (Schouten) waren krachtige pleitbezorgers voor de voorstanders van de 19de eeuw. Er werden weddenschappen afgesloten. Nonkel Zjang, zo herinner ik mij, zette een kist goei sigaren in. Een paar weken later – onze pa was inmiddels door allerlei argumenten en veel en zwaar nadenken van zijn ongelijk overtuigd – kwam nonkel Zjang langs de achterdeur binnen en zette stilletjes een kist sigaren op de keukenkast. Hij was o.a. in Hamont op de bank advies gaan vragen, en gaf zich eindelijk gewonnen. "Merie", zei hij, "Ich hoop dè ge't thoes nog nie vertèlt, want doa haaw ich 't noch èfkes vool". Het heeft tussen nonkel Zjang en onze pa vrijwel altijd goed geboterd. Toch bekeek hij hem een beetje met een scheef oog omdat nonkel Zjang ooit gezegd had over jenever: "Ich wieët nie hoe ge 't wèg kunt kreigen" en over melk "Ich zoep 't geliek e kalf". Pa vond goeie jenever een godendrank en melk de meest walgelijke vloeistof die je je kon indenken. Hij was ervan overtuigd dat je van melk aderverkalking kreeg. Nooit heeft hij één koe gemolken.

Lei Ceelen

Lei kwam geregeld de bestellingen voor veevoeder opnemen. Als hij thuis zat, was het altijd feest. Lei kon ongelooflijk smakelijk lachen met zijn diepe basstem en enorm straffe verhalen vertellen met zulk een overtuiging, dat je bijna alles wou geloven. Zo vertelde hij eens aan ons moeke dat zijn vrouw ("dè mèchtje van Jaspers", noemde hij haar altijd) een nieuwe naaimachine had, waarmee ze "'n koont in ow boks kon zètten terwiele dè ge ze oan ha't". Hij vroeg onze pa vaak mee naar de veemarkt in Sint-Truiden. "Al is't allieën mèr um te lachten, Door", zei hij. Ze vertrokken dan bij het krieken van de dag, in de laadruimte van een vrachtwagen, tussen de biggen of kalveren. En na de markt werd er een flinke neut gepakt. Ooit zijn ze onderweg naar huis twee biggen verloren zonder dat iemand het gemerkt had. Een andere keer kreeg de vrachtwagen op de terugweg panne in Overpelt-Lindel. Ze besloten hem met zijn allen maar een eindje te duwen tot een plaats waar ze hem veilig konden herstellen. Toen een vrouw, die hen met verbazing voorbij zag zwoegen vroeg: "Boeë komde gèllie zoeë aal vandoan?", antwoordden ze spontaan in koor: "Van Sint-Truien".

Kannibalisme bij varkens

We hadden varkens die gewoon mekaar opvraten. Ze hadden geen stompje staart meer over en knabbelden gretig aan elkaars oren. Iemand had ons moeke wijsgemaakt dat de enige hulp erin bestond, de beesten in te smeren met jenever. Er werd een fles gekocht en onze pa stelde zich kandidaat voor het uitvoeren van deze niet ongevaarlijke operatie. Eerst sneed hij met zijn zakmes een stevige eiken stok en toen trok hij, gewapend met de jeneverfles en een oude stoel onverschrokken het varkenshok in. Hij deed het slot op de deur aan de binnenkant. Wij namen aan dat dit voor onze veiligheid was, voor als er één van die kannibalen ontsnapte. Wisten wij veel! Een aantal uren later waggelde hij terug buiten. De jeneverfles was bijna leeg. "Die zulle mekoar niemer bieten", zei hij, en hij ging op de canapé liggen. Hij had het natuurlijk niet over zijn hart kunnen krijgen die goeie jenever aan die stomme varkenslijven te smeren. In de plaats daarvan had hij zich op een stoel, in het midden van het hok geplant. Telkens als één van de beesten naar een ander durfde kijken, gaf hij ze een paar serieuze meppen met zijn stok, en nam hij een slok als beloning.

Het rozenhoedje

In mei werd er bij ons elke avond, rond de Leuvense stoof, het rozenhoedje gebeden: de Twaalf Artikelen van het Geloof, gevolgd door vijf tientjes (vijfmaal tien weesgegroeten). Iemand van ons moest dan voorbidden. We werden verondersteld deze gebeurtenis ernstig te nemen en geen gekheid uit te halen. Precies daarom stelde onze pa dan steevast onze lachspieren op de proef. Als de voorbidder begon met "De Twaalf Artikelen van het Geloof", zei hij: "'t Zien er veul! Kan dè nie wa minder vandaag?". Verder speelde hij zo lang als het bidden duurde met zijn klomp, die hij liet balanceren op zijn grote teen. En als die klomp dan onvermijdelijk tegen de vloer kletterde, toonde hij ons, in alle mogelijke posities, zijn blote grote teen die door een gat in zijn kous stak.

Hij had ook zo zijn eigen varianten op de gebeden. Hij weigerde bijvoorbeeld "arme" zondaars te zeggen. Zondaars waren immers niet arm, maar rijk, vond hij. En omdat hij meende te weten dat "dood" en "amen" hetzelfde betekenden, besloot hij het wees-gegroet altijd met "... nu en in het uur amen". In het onzevader wijzigde hij "... maar verlos ons van het kwade..." in "maar verlos ons van de kojen". "Kwade" was precies het geluid dat de kraaien produceerden, vond hij. Overigens, nu het toch over bidden gaat, hij knielde nooit omdat hij vond dat "ne mins nie gemakt is um op zien kneien te stoan".

Een "fietsenremorque"

Pa had, na veel denkwerk, een aanhangwagen voor een fiets ontworpen en ineengeknutseld. Bij de eerste testrit – een plechtig ogenblik – moest ons Jeanne, die het eigenlijk maar half be-trouwde, in het tuig plaatsnemen als testpiloot. Tot bij het huis van Harrie Reygel ging alles uitstekend, maar daar nam pa zijn draai wat te roekeloos, zonder rekening te houden met de middel-puntvliedende kracht! Het wagentje maakte bijgevolg een nog grotere bocht, tegen een nog grotere snelheid en ons Jeanne dook luid krijsend het struikgewas in. En wij lachen!

Chel Driesen

 

 


Heemkundige Kring St.-Huibrechts-Lille
p/a Lille Dorp 30
3910 Sint-Huibrechts-Lille

 


RPR 0415444169
Ondernemingsrechtbank Antwerpen
Afdeling Hasselt